Hysterectomie
Bij patiënten die een chirurgische ingreep ondergaan treden er een reeks van psychologische reacties op die verband houden met de opname zelf, de anesthesie en de ingreep. Als vanzelf treden er angsten op voor lichamelijk letsel of overlijden, het niet wakker worden na de operatie of wakker worden tijdens de operatie, pijn, alleen zijn en gescheiden zijn van familie. Angst domineert van nature het gevoel dat voor en of na de operatie optreedt. Hoewel preoperatieve angst te maken kan hebben met een traumatische ervaring zoals een operatie in de kinderjaren is een chirurgische ingreep vanuit psychodynamisch oogpunt een castratie, een verlies. Iets in of aan het lichaam wordt verwijderd. Tegelijkertijd is een operatie ook een bron van hoop op verbetering van de algehele gezondheid zoals in het geval van het verwijderen van een kwaadaardige tumor of het uitvoeren van een transplantatie of het implanteren van een prothese die de gezondheid in zijn geheel ten goede komt.
Het mag
duidelijk zijn dat een patiënt kan en mag klagen over pijn. Een operatie is ook
een existentieel moment in het leven van de patiënt waarop fysieke en ook psychische
veranderingen onvermijdelijk zijn. Psychologische aspecten bij een chirurgische
ingreep in de buik zoals een hysterectomie en ook operaties in het spijsverteringsstelsel
genereren grotere psychologische reacties, zoals een depressie.
De
psychologische reacties van een patiënt die een hysterectomie ondergaat zijn
zeer variabel omdat de baarmoeder vol zit met symboliek over het leven zelf en
de voortplanting; de baarmoeder geeft de vrouw de mogelijkheid om moeder van
haar kinderen te zijn. Vrouwen beschouwen het geslachtsorgaan ook als de plek
van hun vrouwelijkheid en seksuele identiteit.
Een
hysterectomie betekent eveneens dat de vrouw de menopauze onder ogen moet zien
waar zij zich niet op heeft voorbereid. Het verlies van de baarmoeder heeft gevolgen
voor de vraag of de vrouw kinderen heeft gehad of niet en als de vrouw een psychiatrische
voorgeschiedenis heeft zal de psychologische weerslag groter zijn. Het verlies van
de baarmoeder zal de menstruatie doen verdwijnen wat bij uitstek een symbool
van vrouwelijkheid en vruchtbaarheid is. Vrouwen spreken ook vaak in termen van
´het geheel´ of ´alles´ is weggehaald. Iedere vrouw reageert op basis van haar
eigen zelfbeeld anders. Na de hysterectomie kan het gevoel opkomen dat het ´vrouw-zijn´
weg is. Het is een verstoring van het lichaamsbeeld. Er is een gat, een leegte
geïnternaliseerd. Deze leegte zal worden gedeeld door de partner en het terug oppakken
van geslachtsgemeenschap zal op een pijnlijke manier worden ervaren.
Bij het
verwijderen van een tumor zijn er meestal hele andere reacties en wordt de
operatie goed verdragen. Wat betreft de vruchtbaarheid zal er sprake zijn van
rouw maar een jonge vrouw omringd door kinderen zal een dergelijke operatie
beter verdragen dan een kinderloze vrouw die bijna in de menopauze zit. Een
vrouw die het moederschap heeft ervaren is normaliter meer bereid om zich van
de baarmoeder te scheiden.
Angststoornissen
en een depressie kunnen zich na een hysterectomie ontwikkelen. Hoewel psychologische
en seksuele gevolgen gekoppeld zijn aan een hysterectomie kan met niet spreken
van een 'post-hysterectomie-syndroom'. Weliswaar merken veel vrouwen problemen
in hun functioneren en ervaren ook meer weerzin tegen geslachtsgemeenschap. Het
is toch niet allemaal te wijten aan de operatie. De afname van depressieve
symptomen hangt samen met de verbetering van de seksuele relatie, de kwaliteit
van de relatie met de partner en het gevoel van eigenwaarde; maar niet met de
verbetering van psychische en fysieke problemen en het gevoel vrouw te zijn. De
aanbeveling na onderzoek wees uit dat het belangrijk is ook de partner te betrekken
bij de besluitvorming van de operatie en voor een plotselinge en onverwachte
hysterectomie een lange wachttijd in acht te nemen met veel aandacht voor de
voorbereiding van de ingreep en het postoperatieve proces (Bron: G.M.T. Gijsbers van
Wijk et al. 1987; Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1987; 131, nr. 18).
Reacties