Hospitalisatieangst

In het leven is een ziekenhuisopname voor iedereen een stressvolle gebeurtenis. De meeste patiënten voelen zich angstig en depressief als gevolg van hun ziekte en kunnen hun sociale verplichtingen niet nakomen hoe graag ze dat zouden willen. B.L. Franklin bestudeerde angst bij patiënten. Het doel van Franklin was om de relatie vast te stellen tussen de kwaliteit van de zorg die door het medische team wordt geboden en de hoeveelheid informatie die op het moment van opname aan patiënten werd gegeven. De meer angstige en depressieve patiënten waren doorgaans kritischer en meer pessimistisch. De belangrijkste oorzaken van angst waren: in 32% van de gevallen het niet weten wat te verwachten en in 31% de bezorgdheid over de chirurgische ingreep.

Het werk van Professor Dame Jenifer Wilson-Barnett, de Engelse verpleegster, is van groot belang geweest voor de hele ontwikkeling van het verpleegkundig beroep in het algemeen en de psychosociale relatie met patiënten. Samen met Ann Carrigy deed zij in 1978 onderzoek naar stress bij een ziekenhuisopname. Ze ontdekten dat de scores op angst en depressie hoger waren in de eerste 24 uur na opname dan tijdens de rest van de opnametijd, zonder significante verschillen in geslacht en leeftijd. Wilson-Barnett onderzocht ook de psychologische reactie op de medische interventie. Volgens haar wordt ´patiënt-worden´ geassocieerd met stress; er is dreiging en angst voor het onbekende; er is verlies van vrijheid en omgeving en er is de uitdaging van hoe om te gaan met de ziekenhuisopname. Wilson-Barnett schreef er uitgebreid over in ´Stress in Hospital, Patients´ Psychological Reactions to Illness and Health Care´ uit 1979.

Wilson-Barnett documenteerde namelijk hoe patiënten meer positieve dan negatieve antwoorden gaven wanneer hen werd gevraagd naar hun verblijf in het ziekenhuis. Hoewel vrouwen meer negatieve reacties gaven dan mannen. Negativiteit van vrouwen zou een afspiegeling kunnen zijn van een hogere psychiatrische morbiditeit en het zou ook kunnen dat klinische afdelingen voor vrouwen een meer deprimerende sfeer hebben. Tegelijkertijd constateerde zij dat: 44% van de patiënten zich zorgen maakte over de thuissituatie met name oudere patiënten en mannen; 29% van de reacties waren ronduit negatief; 36% van de nachten waren onrustig door toedoen van de patiënten. Het meest gevoelig waren in het algemeen patiënten met een hoge emotionaliteit, vrouwen, jongeren of patiënten met een hoog sociaaleconomisch niveau. Ten slotte gaven zeer emotionele patiënten de meest negatieve opmerkingen tijdens hun opname in het ziekenhuis. Samengevat waren de patiënten die tijdens hun verblijf meer angst en of depressie vertoonden: vrouwen jonger dan 40 jaar, patiënten die werden opgenomen voor onderzoek; patiënten die waren opgenomen vanwege een besmettelijke ziekte of een nog niet gediagnosticeerde tumor en patiënten die neigden naar angst en depressieve gevoelens.

Naast de psychologische reacties op ziekenhuisopname, zoals Jenifer Wilson-Barnett heeft onderzocht, zijn er ook fysiologische veranderingen. Onderzoekers vonden dat patiënten bij ziekenhuisopname meer stresshormonen in de urine vertoonden, die tijdens de eerste week van de ziekenhuisopname tot normale niveaus daalden.

Een ander voorbeeld waarbij patiënten aanzienlijk meer angst vertonen tijdens ziekenhuisopname is na een acuut myocardinfarct. Hoewel de patiënt de neiging heeft zijn toestand te ontkennen kan dit gezien worden als een vorm van overleving. Van dergelijke patiënten is bekend dat ze bang zijn om in hun slaap te sterven. Vaker vertonen zij ongepast euforisch of vijandig gedrag dat kan worden veroorzaakt door een laag zelfbeeld. Na herstel van het myocardinfarct maakt de patiënt zich meestal zorgen over het terugkrijgen van de seksualiteit. En patiënten die een hartstilstand hebben gehad ervaren meer slapeloosheid en nachtmerrieachtige dromen over dood of zelfmoord en hebben de neiging hun gevoelens van waardeloosheid te overdrijven.

Reacties