Bedriegerssyndroom
Het bedriegerssyndroom of
´imposter syndrome´ werd in 1978 voor het eerst beschreven door de psychologen Pauline
Clance en Suzanne Imes in het tijdschrift Psychotherapy: Theory, Research
and Practice. Clance en Imes schreven over hun ervaringen met zo´n 150 vrouwen
in de leeftijd van 20 tot 45 jaar, die ze in therapie hadden of college gaven. Het
ging om competente succesvolle vrouwen die zich niet succesvol voelden; maar
angstig, somber en gefrustreerd waren en gebukt gingen onder hun
perfectionisme. Zij merkten op dat veel vrouwen geneigd waren te geloven dat ze
niet intelligent waren en dat anderen hen te hoog inschatten. Voor de vrouwen bleek
het onmogelijk om hun prestaties te internaliseren. Het succes werd afgedaan als
een gelukje of goede timing. Evenmin ging het om gezonde zelfkritiek want het
“ik kan niks en ik ben niks” is hooghartig en lijkt meer op omgekeerd narcisme.
Zelfs bij groeiend succes verminderden deze overtuigingen niet. Want hoe harder
men werkte, hoe meer succes men had, hoe groter het gevoel van bedriegen. Ongeveer 85% van de mensen heeft het gevoel elk
moment door de mand te kunnen vallen; waarvan ongeveer 2/3 vrouwen die daardoor
ook minder makkelijk carrière maken, tegenover 1/3 mannen. Mannen zijn meer
geneigd de angst de ander te bedriegen te negeren. Als diagnose in de DSM-5 wordt
het syndroom niet genoemd. Het is dus geen psychiatrische stoornis. Het is wel een opvallend psychologisch
verschijnsel, zoals ook Clance en Imes aangaven en anderen uitnodigde tot
onderzoek. Met name vrouwen die opgroeien in gezinnen met verstoorde
verhoudingen en gebrekkige onderlinge communicatie blijken gevoeliger te zijn het
bedriegerssyndroom te ontwikkelen. Ze werden vroeger thuis juist te vaak óf
juist niet geprezen om hun intelligentie en talent en rapporteerden situaties
waarin ze werden beoordeeld. De verwachting dat mensen uit maatschappelijke
groepen die stijgen in sociale status vaker aan bedriegersgevoelens lijden, is
ook niet bewezen. Volgens Clance is het logisch dat introverte mensen meer
lijden aan het bedriegerssyndroom omdat zij een deel van hun persoonlijkheid
verborgen houden voor de buitenwereld. Net zoals wordt aangenomen dat
onstabiele en impulsieve mensen vaker lijden aan het syndroom. Maar echt bewijs
is er niet gevonden. Creatieve mensen schijnen wel gevoeliger te zijn voor het
bedriegerssyndroom. Een artistiek werk is en blijft een kwestie van smaak. Succes
is niet meetbaar zoals bijvoorbeeld een verkoper zijn succes kan afmeten aan
zijn verkoopcijfers. In Nederland deed Vreneli Stadelmaier onderzoek
naar het bedriegerssyndroom en zij schreef er onlangs een boek over met de
titel “F*ck die onzekerheid”. Volgens haar klinkt het syndroom als een ernstige
ziekte maar eigenlijk is het dus een norm om te laag óf te hoog te presteren;
zodat je niet van je eigen succes hoeft te genieten of er trots op hoeft te
zijn. Naar het tegengestelde psychologische verschijnsel
is ook onderzoek gedaan, door David Dunning en Justin Kruger van de Cornell
University uit Ithaca NY. Het Dunning-Kruger-effect is een psychologisch
verschijnsel wat optreedt bij incompetente mensen die niet kunnen inzien
wanneer zij verkeerde keuzes maken. Het Dunning-Kruger-effect wordt wel eens
toegedicht aan president Donald Trump. Bron: Ellen de Bruin,13 februari 2016 NRC
Handelblad; Volkskrant Intermediair, oktober 2018 Madelon Meester
Reacties