Impuls
De
meeste mensen hebben een natuurlijke ‘rem’ op hun impulsen en weten wanneer het
nodig is te stoppen met te veel drinken, eten, gokken en boos zijn. Stoornissen
in de impulscontrole is een groep psychische aandoeningen waarbij
degene geen of weinig beheersing heeft van zijn natuurlijke impulsen. Bij
verslavingen, boulimie, sommige seksuele stoornissen en nagelbijten, krabben,
haren uittrekken gaat het om neigingen waartegen moeilijk weerstand kan worden
geboden. Soms wordt gesproken over een gedragsstoornis want de problematische
zelfbeheersing van emoties en gedrag staat centraal en kan diegene en of
anderen schade aanrichten en conflicten veroorzaken met de autoriteiten. Allemaal
verliezen we wel eens de controle over onze impulsen. Echter, voor sommige
mensen is dit gebrek aan controle pathologisch. Zij zijn niet in staat te
‘remmen’. Er is een grote behoefte om stoornissen in de impulscontrole te
begrijpen want brandstichting, diefstal, agressieve uitbarstingen,
promiscuïteit en automutilatie zorgen voor veel onnodig leed. Vaak is een
stoornis in de impulscontrole onderdeel van een andere psychische aandoening en
dat maakt het zo moeilijk de diagnose vast te stellen. Wel is algemeen aanvaard
dat de oorzaken van problemen in de impulscontrole te maken hebben met zowel
neurologische als omgevingsfactoren; zoals het opgroeien in een dysfunctioneel
gezin waarin o.a. sprake was van geweld. De behandeling bestaat over het
algemeen uit medicatie en gedragstherapie. Wanneer we spreken over
stoornissen in de impulscontrole spreken we feitelijk over stoornissen in
verband met verlangen en wil. De wil impliceert dat er een besluit is in actie
te komen, om een behoefte of een begeerte te bevredigen. Wanneer dit niet
mogelijk is, vanwege een bepaalde situatie, stuit men op een hindernis of
weerstand. Om toch de wil door te zetten en het besluit tot actie uit te
voeren, is er wilskracht en of doorzettingsvermogen nodig. In het kader van
impulscontrole waarbij de wil een belangrijke rol speelt, wordt gesproken van dwang en drang. Drang
heeft een impulsief karakter en houdt een onbedwingbare neiging in waartegen
geen verzet kan worden geboden en direct is gericht op behoeftebevrediging. Met
andere woorden de neiging wordt slaafs opgevolgd, bijvoorbeeld iets stelen of
drankzucht. Drang wordt dikwijls voorafgegaan door spanning en onlustgevoelens
die door de actie worden ontladen, waarna er eerst ontspanning is en vervolgens
gevoelens van schaamte en schuld optreden. Als dit keer op keer gebeurd gaat
het om een ‘zucht’, een drang, want degene kan niet meer stoppen met drinken,
stelen, drugs gebruiken of zich de haren uittrekken. Bij
dwang gaat het om preoccupaties die meer of minder hardnekkig zijn, waarbij
degene totaal wordt opgeslorpt of bezeten is van iets of iemand.
Dwanggedachten, obsessies, zijn dwingend ondanks het bewuste verzet ertegen. De
gedachten lijken zich van binnenuit op te dringen maar worden toch als iets
idioots of absurds van buitenaf ervaren. Dwanggedachten zijn vaker gekoppeld
aan dwanghandelingen en dwangrituelen, met als doel irrationele angst en vrees
onder controle te krijgen. Bijvoorbeeld smetvrees kan gepaard gaan met
veelvuldig schoonmaken en de handen wassen. Gepubliceerd
in Hallo Weekblad 14 april 2016; Bron: Handboek psychopathologie deel 1,
Prof. dr. W. Vandereycken