Geldingsdrang - minder of meerwaardigheid?
Mensen met minderwaardigheidsgevoelens leggen over het
algemeen een enorme dadendrang aan de dag. Soms leidt dit tot een overmatige
prestatiedrang waarbij men tot het uiterste gaat en zoveel mogelijk van
zichzelf vergt in de hoop positieve reacties van anderen te ontvangen en zo de
meerwaardigheid zeker te stellen. In de psychotherapie wordt dit
overcompensatie genoemd. Overcompensatie kan sociaal onaanvaardbare situaties tot
gevolg hebben waarbij men tot het uiterste gaat om erkenning te krijgen. Voor
de ene mens betekent overcompensatie dat de strijd nooit gestreden is en voor
de andere betekent dit simpelweg de terugtocht gaan onder het voorwendsel dat
de strijd is verloren. Ook de laatste lijdt onder minderwaardigheidsgevoelens. Het opmerkelijke van iemand
met minderwaardigheidsgevoelens is dat er een kernachtige overtuiging is van
minderwaardigheid en dat men gewoon vergeet over talenten, bekwaamheden en vaardigheden
te beschikken. Alleen men ervaart, voelt en ziet dat niet van zichzelf. Men is
ervan overtuigd, dat om gezien en gehoord te worden, men zich voor meer dan 100%
moet inzetten. Men kan niet vertrouwen op de eigen waarde, intelligentie of intuïtie.
Vaak valt het me op dat cliënten met minderwaardigheidsgevoelens zeer begenadigde
mensen zijn en in staat zijn echt moeilijke en ingewikkelde dingen te doen. Tegelijkertijd
werken ze zich ook ontzettend tegen en wringen zich in allerlei bochten om iets
voor elkaar te krijgen. Deze mensen zijn echt begiftigd met een bijzonder doorzettingsvermogen
om koste wat kost hun doel te bereiken. De keerzijde van dit schijnbare succes
is dat men aan het eind totaal is uitgeput. In de regel is dit met een
kortdurende psychotherapie eenvoudig en gemakkelijk op te lossen. Alfred Adler, Oostenrijks psychiater
en tijdgenoot van Freud en Jung, heeft meer dan een eeuw geleden de begrippen:
minderwaardigheid en compensatie geïntroduceerd. Nog steeds zijn ze actueel. Adler
wordt daarom wel de vader van de kinderpsychologie genoemd. Op een
ongecompliceerde manier beschreef hij de dynamiek van het opvoeden, waarbij een
liefde- en begripvolle opvoeding toch kan leiden tot een minderwaardigheidscomplex.
Volgens Adler zou elk kind (door de eigen hulpeloosheid en afhankelijkheid van
zijn ouders) zich al op vroege leeftijd minderwaardig voelen. Hoe deze minderwaardigheidservaring
zich verder in het leven ontwikkelt is afhankelijk van de opvoeding en
omgevingsfactoren. Verschillende opvoedingsstijlen hebben volgens Adler
hetzelfde resultaat namelijk: een minderwaardigheidsgevoel. Want een
autoritaire opvoeding die door straf en strengheid wordt gekenmerkt leidt ertoe
dat het kind geen gevoelens van liefde en waardering ervaart; dus steeds de
boodschap krijgt dat het niet welkom en te veel is. Zelfs een opvoeding waarbij
het kind bijzonder wordt verwend en beschermd, zodat het niet leert om te gaan
met tegenstand, leidt ertoe dat het kind zich blijvend hulpeloos en
minderwaardig voelt wanneer het alleen is. Omgevingsfactoren spelen eveneens een
rol in het ontstaan van minderwaardigheidsgevoelens; zoals de geboorte van een broertje
of zusje die meer aandacht krijgt, een handicap of spraakgebrek of het in
armoede opgroeien en tot een minderheid behoren. Al deze factoren kunnen een
negatieve uitwerking hebben op het kind en in het latere leven leiden tot een
minderwaardigheidscomplex. Hallo Weekblad 30 april 2015 - Bron: home.online.nl/a.heer/Adler.htm