Blijf bij me
De Britse psychiater John
Bowlby formuleerde in de jaren 50 de hechtingstheorie. Bowlby deed onderzoek
naar het gedrag van baby’s die van de moeder werden gescheiden. Tijdens het
observeren bleek het scheidingsproces drie fasen te kennen, dat bij alle baby’s
hetzelfde was. Nadat de moeder was vertrokken, waren de baby’s angstig, ze
zochten hun moeder en waren ontroostbaar. Dan werden ze kwaad op hun moeder.
Als de moeder niet terugkwam werden ze passief en terneergeslagen. Ze werden
dan apathisch en zonderden zich af van de rest. Zelfs wanneer anderen hun
wilden troosten bleven ze onverschillig. Pas na een poosje maakten de baby’s
contact met andere kinderen. Wanneer de moeder terugkwam bleven ze op afstand
van haar. Na een tijdje brak hun volharding en begon de baby zich weer aan de
moeder te hechten. De baby’s vertoonden dan afhankelijk gedrag en werden weer
angstig als de moeder uit hun zichtveld verdween. Deze opeenvolging van emoties
en gedrag komt praktisch hetzelfde voor bij mensen met verlatingsangst; eerst
angst, dan zoeken, bedroefdheid, woede, passiviteit, depressie, isolement,
apathie, afstand nemen, aanhankelijkheid waarop weer angst volgt. Omdat
verlatingsangst vroeg in het leven ontstaat, nog voordat het kindje kan praten,
is het op latere leeftijd zo moeilijk onder woorden te brengen welke innerlijke
gevoelens er precies spelen wanneer men angstig is. De meeste mensen verwoorden
het als volgt: gevoelens van alleen-zijn, eenzaamheid, spanning, nervositeit,
piekeren, gedachten over dat de partner zal overlijden of de overtuiging dat de
partner toch zal weggaan. Verlatingsangst is onder te verdelen in twee soorten;
de ene is gebaseerd op afhankelijkheid, waarbij degene er van overtuigd is niet
zelfstandig te kunnen overleven. Deze mensen hebben continue iemand nodig die
hun bijstaat, om voor hen te zorgen. Na een scheiding blijven zij niet lang
alleen en zijn snel weer ‘onder de pannen’. Alleen zijn is gewoonweg
onverdraaglijk voor hen. De andere soort betreft mensen voor wie het te
moeilijk is een emotionele binding aan te gaan. Er is ambivalentie in hun
houding. Terwijl zij juist op zoek zijn naar liefde, koestering en emotionele
verbondenheid, zijn zij bang om gekwetst te worden en emotioneel in de kou te
staan. Zodat ze er voor kiezen om alleen te zijn om niet gekwetst te worden.
Zij trekken zich terug. Als kind hebben zij geleerd met eenzaamheid om te gaan
en zij weten hoe ze moeten overleven. Om steeds weer mensen te moeten verliezen
wordt als zo beschadigend ervaren, dat ze dat liever uit de weg gaan. Hoewel
verlatingsangst als een van de eerste trauma’s wordt beschouwd en moeilijk te
veranderen is, kan met het volgen van psychotherapie wel meer inzicht en beter
besef worden ontwikkeld over wat er zich feitelijk afspeelt bij angstgevoelens,
nervositeit, woede en verdriet. Deze negatieve gevoelens worden daarmee niet
weggenomen, wel is het mogelijk stap voor stap dingen te veranderen.
Bron:
Leven in je leven, Jeffrey Young & Janet Klosko - Gepubliceerd in Hallo
Weekblad 23-1-2014