Zelfbeleving
Iemand kan in een prima conditie
verkeren en toch door slaaptekort, zwaar lichamelijk werk, overmatig alcohol-
of druggebruik, een scheiding of het verlies van een naaste volledig uit balans
geraken. Het lichamelijk en psychisch evenwicht is dan weg, men is in de war en
beleeft zichzelf praktisch niet meer als een eenheid. De gebeurtenissen hebben
een kettingreactie veroorzaakt die een regressief proces op gang hebben
gebracht. Zelfbeleving is niet hetzelfde als zelfbeeld.
Het zelfbeeld zegt iets over de manier hoe je over jezelf denkt en naar jezelf
kijkt. Het zelfbeeld is ook afhankelijk van wat je in je leven hebt meegemaakt.
Zelfvertrouwen hangt nauw samen met je zelfbeeld. Heb je een negatief zelfbeeld
dan betekent dat doorgaans dat je onzeker bent en jezelf niet veel waard vindt.
Heb je een positief zelfbeeld dan denk je heel wat van jezelf en acht je jezelf
in staat, dingen te doen die je prettig vindt en te kiezen voor wat je gelukkig
maakt. Stoornissen in de zelfbeleving hebben altijd
een belangrijke plek binnen de psychopathologie omdat ze in de regel gepaard
gaan met depressieve klachten, stemmingswisselingen, woede en angst. Feitelijk betekent
een storing in de zelfbeleving dat er sprake is van een innerlijk conflict. Men
herkent zich niet meer in wat men doet. De zelfbeleving strookt niet met de
realiteit zoals men die ervaart. Bij een goede zelfbeleving is iemand in
staat een realistisch antwoord te geven op de vraag: “wie bent u, kunt u iets
over zichzelf vertellen?”. Zo iemand kan zichzelf beschrijven en is zich gewaar
van wat er innerlijk omgaat. Er is dus zelfreflectie en introspectie. Hij kan
spontaan over zichzelf vertellen en weet het onderscheid tussen zichzelf en de
ander. De zelfbeleving is constant en coherent. Voor
deze mensen is het eenvoudig om persoonlijk betrokken te zijn en een scala aan
gevoelens te ervaren en te verwoorden. Mensen met weinig of
gebrekkige zelfbeleving spreken dikwijls over zichzelf in clichés en zijn niet
in staat een samenhangend beeld van zichzelf te geven. Meestal beschrijven zij zichzelf
vergelijkend met anderen als sterk of zwak of goed of slecht. Vaker tonen ze
zich behoeftig en fragiel. Ze kunnen zich moeilijk distantiëren van intense gevoelens.
Deze worden dan ook zoveel mogelijk vermeden en doet men er alles aan een
veilige omgeving voor zichzelf te creëren. Lichamelijk of intiem contact worden
vaker gekoppeld aan negatieve emoties zoals angst, woede en teleurstelling.
Soms worden periodes van grote vreugde en ongedwongenheid afgewisseld met
depressieve periodes. Minachting en een chronisch ongenoegen zijn vaker
leidmotief, waardoor het aangaan van relaties en vriendschappen wordt bemoeilijkt.
Eigenschappen van de ander worden als positief óf negatief ervaren in het kader
van eigen behoeften. Wanneer de ander niet kan voldoen aan deze behoeften worden
zij meestal agressief bejegend en ervaren als bedreigend en ontoegankelijk. Uiteraard
is er dan geen sprake van empathisch vermogen, hetgeen leidt tot problemen in
de sociale omgang en meer verstoorde zelfbeleving.
Gepubliceerd in Hallo Weekblad 3 oktober 2013