Klachtbeleving

De meest bekende psychosomatische klachten zijn nek- en schouderklachten, lage rugpijn en buikklachten. Psychosomatische klachten gaan altijd gepaard met stress. Cliënten met nekklachten zijn meestal ergens boos over en uiten hun woede niet. Zij gaan ergens onder gebukt en voelen zich beter wanneer ze zich meer laten gelden. Op een assertiviteitstraining kan dat worden geleerd. Gevoelens van onmacht en verdriet vertalen zich in lage rugpijn. Deze cliënten hebben de neiging te vluchten en missen een steuntje in de rug. Autogene training kan dan helpen. Cliënten met buikklachten zijn vaker onzeker en angstig. Yoga, ontspanningsoefeningen en buikdansen zijn manieren om contact met het lichaam te verbeteren en angst te verminderen.
Ook de omgeving kan de klacht beïnvloeden, zodat het voor de cliënt niet aantrekkelijk is om te genezen. Denk eens aan de aandacht en zorg die de cliënt ontvangt tijdens het ziek zijn. Of aan de partner die zijn zelfvertrouwen juist ontleent aan de verzorging. Want die levert immers zelfzekerheid, waardering en een tijdsbesteding op. In zo’n geval spreken we van ziektewinst. De ziekte levert winst, een voordeel, op waardoor de cliënt - én zijn omgeving – zich verzet tegen genezing. Een klacht kan ook komen door een negatief zelfbeeld. De cliënt zit met zichzelf in de knoop en daardoor loopt het niet lekker met zijn omgeving. De klacht heeft dan het karakter van een slechte gewoonte die het gezin en of de partner in zijn greep houdt. In zulke gevallen is het volgen van een therapie interessant, omdat niet alleen de cliënt last heeft van zijn klacht, zelfs het gezin zit gevangen in de vicieuze cirkel van de klachtdynamiek. Ieder mens heeft instinctief een manier om klachten op te lossen of te bestrijden. De omgang met de klacht heet ‘coping’. Sommige mensen zijn buitengewoon flink, zij gaan door ondanks pijn. Anderen zijn star en ontkennen hun gevoelens. Weer anderen praten continue over hun klacht en roepen altijd ‘ja maar’. Er zijn er die onafgebroken klagen of anderen die nooit klagen. Of de shoppers, die iedere arts aflopen en niemand kan hun helpen. Toch, hoe de klacht ook wordt beleefd, het staat vast dat de cliënt eronder lijdt. Omdat er sprake is van lijden moet de klacht worden onderzocht. De klacht leidt tot een lichamelijke gewaarwording en daaruit volgt het moment dat de cliënt zijn klacht als een probleem beschouwt en met anderen bespreekt. De klacht is functioneel wanneer een orgaan niet meer goed functioneert waardoor klachten ontstaan. Er kan sprake zijn van een lichamelijke ziekte die leidt tot onbehagen en psychosociaal lijden. Soms kan de arts helemaal niets doen omdat de klacht niet medisch is. Dan spreken we van psychosomatiek en angsten, piekeren, emoties, rouw, onzekerheid, conflict die allen de klacht beïnvloeden. Soms is de klacht voor de cliënt een straf, een verlies, een verademing, een zwakte of een uitdaging. Hoe dan ook, de klacht heeft een betekenis en vertegenwoordigt een signaal van een beleving. Het opnieuw gezond worden kan een zin geven aan het leven.
Bron: Kees Meijer; Handboek Psychosomatiek
Dit artikel is gepubliceerd in Hallo Weekblad op 6 juni 2012