Polariteiten

Eenheid is de tegenpool van gesplitstheid. Eenheid van mensen is voor de aanhangers van Bahai de essentie van hun geloof. In het Hindoeïsme is gesplitstheid onmogelijk. Hierin wordt onderwezen dat het ik niet los staat van dat wat buiten het ik is. Naarmate er meer bewustzijn is van het ik, is er tegelijkertijd meer bewustzijn van het eenzijn met de natuur en in ruimere zin met het universum, om het populair uit te drukken. De menselijke hang naar eenheid en de ervaring van gesplitstheid zouden we kunnen beschouwen als een paar van tegenstellingen; een polariteit. Polariteiten beheersen regelmatig het mentale en emotionele leven. Denk eens aan het verschil tussen mij en de ander en de gelijkenis in eenieder; of aan haat en liefde. Vooral in de emoties komen polariteiten voor. Zonder het bewust te willen zijn we dan: koppig of meegaand, aardig of gemeen, bezorgd of zorgeloos. De kwintessens is dat de ene pool eenvoudig niet kan bestaan zonder de andere. Zoals het licht louter kan bestaan dankzij het donker.
Relaties maken polariteiten extra duidelijk. Doordat in de overgave aan de ander er altijd een zeker moment van teleurstelling komt, dat onherroepelijk angst voor verlating of pijn inhoudt. Op voorhand ontstaat de afweer om niet té betrokken bij de ander te raken. Terwijl die betrokkenheid juist wordt verlangd. Wanneer niet aan betrokkenheid wordt toegegeven ontstaat innerlijke strijd; dus gesplitstheid in plaats van eenheid. 
De ouder-kind relatie heeft een symbiotisch aspect en tegelijkertijd een onafhankelijkheid aspect waarbij het kind zelfstandigheid ontwikkelt. Door verzorging leren kinderen dat ze zorgbehoeftig zijn en gelijktijdig dat ze later zichzelf verzorgen. Door de regels in het gezin leert het kind om volgzaam grenzen van anderen te respecteren en zelfbewust te reageren wanneer de eigen grens wordt overtreden. 
Ouders projecteren in de regel onbewust hun behoeften op hun kinderen en beïnvloeden zo het kind zodat het zich min of meer conformeert aan hun wensen. Soms wordt het kind afgewezen als het zijn behoefte aan genegenheid, sturing en hulp laat zien of wordt het kind juist geaccepteerd wanneer het deze genegenheid aan de ouders aanbiedt. Soms zijn de rollen omgekeerd en neemt het kind de zorg voor de ouders op zich. Omdat het kind zorgafhankelijk is van de ouders ontwikkelt het vaak een grote loyaliteit ten aanzien van hun, door onbewust zo veel mogelijk te voldoen aan al hun behoeften. Dit wordt het ‘parentificatieproces’ genoemd. Vrijwel iedereen had er in zijn leven mee te maken. De een blijkt beter in staat de eigen eenheid te bewaren en een ander hoor je zeggen: ‘ik ben niet vrij van mijn ouders, bij alles wat ik doe, hoor ik of de een of de ander op de achtergrond’. Dan is er meer sprake van gesplitstheid. Het therapeutisch proces helpt om weer rust en harmonie te voelen in plaats van onrust en conflict. Om opnieuw te vertrouwen in plaats van te vrezen.